Nachtdienst
De slaapkamerdeur staat op een kier. Dat scheelt, zo wordt u niet opgeschrikt door een piepende deur of ketsende sleutels die per ongeluk tegen de deur slaan. Zachtjes loop ik naar binnen. Ik hoor uw rustige ademhaling. Fijn, dat lijkt op comfort. Om de hoek zie ik u liggen, in uw veel te groot ogende bed. Diep onder de dekens verstopt, want daar houdt u van. Er hangt een fijne sfeer in de kamer, het is donker buiten, maar in de kamer brandt een klein nachtlampje welke zorgt voor een rustige en warme sfeer.
Ik heb nachtdienst. En weet vanuit de overdracht van mijn collega dat u uw laatste uren bent ingegaan. Vannacht ben ik er voor u, samen met mijn lieve collega’s. Ik pak een stoel en kom naast u zitten. Uw ogen zijn dicht en de mooie glimlach die ik van u ken, is langzaam wegebt.
U ligt rustig, maakt een comfortabele en tevreden indruk op me. Gelukkig maar, dat is wat we willen in deze laatste fase. Ik pak uw hand, streel erover en vertel u zachtjes dat ik er voor u zal zijn vannacht. Wanneer ik uw naam noem, komen twee kleine ogen langzaam tevoorschijn. En daarna, heel voorzichtig, komt u mooie glimlach tevoorschijn. Ik aai over uw wang, en vertel u dat u de ogen wel dicht mag doen. Dit doet u, u lijkt dit prettiger te vinden.
Ik zal er voor u zijn deze nacht, waarbij ik me realiseer dat de kans groot is dat dit uw laatste nacht in dit aardse leven zal zijn. Ik zal met grote regelmaat even langskomen en zeggen wanneer ik er ben. U knijpt zachtjes in mijn hand, daaruit begrijp ik dat u mij heeft begrepen. Fijn om te weten, dat stelt mij gerust. Ik laat u verder slapen en zet de deur weer op een kier.
Voor de deur hoor ik uw ademhaling al, deze verandert. Het lijkt erop dat u meer moeite moet doen dan een half uur geleden. Zachtjes open ik de deur en kom ik naast u staan. De rust en tevredenheid die ik eerder vannacht zag lijkt weg te zakken, ik zie dat u het zwaarder krijgt en uw lichaam harder moet werken. Uw saturatie daalt langzaam en merk dat het comfort waarin u zich een half uur geleden bevond plaatsmaakt voor discomfort.
Het is mijn taak als verpleegkundige om te zorgen dat u in deze laatste fase in comfort komt en blijft. Dit kan ik doen door u wat medicatie te geven. Met effect. Als snel lijkt de benauwdheid af te zakken en ontspant uw gezicht weer wat meer. Ik hou u hand vast, stel u gerust en vraag me af of u meer nodig heeft. Ik zie in een van uw kastjes de Bijbel liggen. Van eerdere gesprekken met u weet ik dat u vroeger graag naar de kerk ging en hier trouw aan was. Ik pak uw beide handen vast en bid zachtjes in uw oor het ‘Onze Vader’. Inmiddels bent u ver weggezakt in uw slaap, maar overtuigd dat u mij nog kan horen.
Na het gebed kijk ik naar u, ik voel een gevoel van tevredenheid bij mezelf naar boven komen. Het voelde goed dit voor u te kunnen en mogen doen. In uw ooghoek zie ik een glinstering. Langzaam rolt er een traan vanuit uw oog over uw wang. Een kleine, doch moeilijke glimlach, lijkt te verschijnen in uw mondhoek. U lijkt tevreden en dankbaar, dat merk ik aan alles. Ik beloof u dat ik straks weer terugkom.
De rest van de nacht bent u diep in slaap. Uw ademhaling verandert, zo ook de kleur in uw gezicht. Ik besef me dat dit mijn laatste nacht zal zijn waarin ik de zorg over u mag en zal hebben. Aan het einde van mijn dienst loop ik zachtjes naar binnen. Ik pak uw hand, aai over uw wang en bedank u dat ik er voor u mocht zijn vannacht. Rust zacht.
Fenna.